Discussie? Tumultdebat!

Leerrechten, nodig of niet?

Wat zijn leerrechten?

Bij de staatssecretaris van Hoger Onderwijs, Mark Rutte, was begin 2004 het idee ontstaan om het hele financieringsstelsel voor het Hoger Onderwijs te veranderen. Hij heeft toen de beleidsbrief ‘Meer flexibiliteit, meer keuzevrijheid, meer kwaliteit’ gepresenteerd.
Kort volgt hieronder een beschrijving van de plannen die in deze beleidsbrief naar voren kwamen. De plannen hebben betrekking op drie financieringsgebieden binnen het hoger onderwijs. Deze financieringsgebieden zijn:

De collegegeldsystematiek (het collegegeld wat iedere student elk jaar betaalt om te mogen studeren)

Het stelsel van studiefinanciering (de hoogte van de studiebeurs en de periode waarop een student recht daarop heeft en de OV-jaarkaart)

De bekostiging van onderwijsinstellingen (de vergoeding die de universiteit of de hogeschool van de overheid krijgt om onderwijs te geven)

De staatssecretaris maakt een koppeling tussen deze drie financieringsgebieden aan leerrechten. Leerrechten zijn persoonlijke rechten op het genieten van onderwijs dat door de overheid wordt bekostigd. Deze leerrechten worden vertaald in een studietegoed.
Kortom:

Leerrechten worden gekoppeld aan een individuele student

Leerrechten gelden alleen voor onderwijs dat door de overheid wordt bekostigd ( dus niet privaat hogen onderwijs)

Leerrechten worden vertaald in een studietegoed. De staatssecretaris spreekt hier van ‘een rugzakje met geld’. Iedere student krijgt een ‘rugzakje’ om een bacheloropleiding te volgen en een om een masteropleiding te volgen. De hoogte van het studietegoed hangt af van de duur van de bachelor en masteropleiding.

Waarom leerrechten?

Ten eerste ligt in het huidige financieringsstelsel een grote nadruk op diploma bekostiging. (dit is een bedrag dat hoger onderwijsinstellingen van de overheid ontvangen als een student een diploma behaald.) Dit zorgt ervoor dat het financieringsstelsel fraudegevoelig is. Door leerrechten in te voeren wordt er geprobeerd om een betere relatie tussen de onderwijsinspanning van de instelling en de bekostiging te doen ontstaan.
Verder wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat studenten sneller gaan studeren. Doordat veel studenten werken naast hun studie doen ze te lang over hun studie. Om studenten minder lang te laten studeren kan er ook gebruik worden gemaakt van planningssoftware. Online planning kan voor veel studenten de studielast flink verminderen en zo de studietijd inkorten. Dit kan op den duur veel geld schelen.

Leerrechten en collegegeld

Studenten krijgen maar voor een beperkte periode leerrechten. De periode waarin de student kan beschikken over de leerrechten is de cursusduur van de bachelor en masteropleiding, plus twee jaar (C+2 ). Dus als je een driejarige bachelor en eenjarige master volgt, krijg je dus 6 jaar studietegoed. Zowel voor je Bachelor als je Master geldt C+1.
De relatie tussen de leerrechten en het collegegeld is, dat de onderwijsinstelling verplicht is om gedurende de periode dat de student leerrechten heeft het wettelijk collegegeld te vragen Nadat de student zijn studietegoed verbruikt heeft, mag de instelling hem het instellingscollegegeld vragen. De instelling mag in principe zelf bepalen hoe hoog het collegegeld wordt dat zij de student vraagt, maar er zit wel een maximum aan. De instelling mag niet meer dan twee keer het wettelijk collegegeld vragen. Dit betekent dat het instellingscollegegeld gemaximeerd is op ongeveer 3000 euro.

Het hogere collegegeld nadat je door je leerrechten heen bent moet ertoe leiden dat studenten sneller afstuderen en dat studenten kritischer worden op hun opleiding, vanwege het feit dat ze zich geen ‘misstap’ kunnen veroorloven. Wanneer de opleiding niet bevalt zullen studenten naar de mening van de staatssecretaris naar een andere onderwijsinstelling overstappen. Om dit ‘switchen’ mogelijk te maken, kun je je leerrechten straks per maand inzetten.

Leerrechten en studiefinanciering

Ook de studiefinanciering wordt aangepast aan de leerrechten. Men wil dat studenten meer gaan investeren in hun eigen ontwikkeling. Wat niet zal veranderen is dat de student nog steeds recht heeft op studiefinanciering gedurende zijn cursusduur + drie jaar. Deze aanspraak op studiefinanciering moet ingezet worden binnen een periode van 10 jaar. Na die 10 jaar is het handig om in het bezit te zijn van een diploma (anders ga je veel betalen!).

Nieuw in het voorstel van Rutte is dat hij studenten de mogelijkheid biedt om collegegelden niet vooraf te betalen maar te lenen van de overheid: het collegegeldkrediet. Gedurende je Bachelor (+ 1 uitloopjaar) en je Master (+ 1 uitloopjaar) kun je het wettelijk collegegeld lenen. Mochten je leerrechten op zijn en doe je dus langer dan de gestelde cursusduur over je studie, dan kun je ook het (hogere) instellingscollegegeld lenen. Het rentepercentage ligt 1% hoger dan de rente waartegen nu geleend kan worden bij de IB-Groep. Ook de aflossingstermijn is veranderd: voorheen moest je je lening binnen 15 jaar terugbetalen, nu binnen 25 jaar. Dit om te voorkomen dat hoge leningen niet afbetaald kunnen worden. De overheid wil graag dat de student meer gaat lenen. Want dan hoeven studenten geen baantje meer naast hun studie te nemen en dus sneller studeren. Snel studeren wordt weer tot een noodzaak gemaakt door leerrechten, want als die op zijn gaat studeren een hoop geld kosten.

In het studiefinancieringsstelsel verandert op het oog dus niet zo veel. Het grootste verschil is dat via het collegegeldkrediet het collegegeld geleend kan worden tegen een hogere rente dan nu bij de IB-Groep geleend kan worden via de rentedragende lening.

Doel van leerrechten

De redenering achter leerrechten is dat de student leerrechten krijgt in de vorm van een zak met geld, het studietegoed. Voor dit tegoed kan je maar een bepaalde periode studeren, de student zal dan scherpere keuzes moeten maken. De kwaliteit van de opleiding zal dan hoog moeten zijn, omdat hij maar 1 opleiding kan volgen tegen het lagere wettelijke collegegeld. De doelmatigheid van de opleidingen zal dan ook verbeteren, omdat instellingen alleen opleidingen aanbieden die studenten willen volgen. Of dit realistisch is, is maar de vraag.

(70)